Nederlandse Hervormde Kerk
Bouwer: Johannes Petrus Künckel
Bouwjaar: 1810
Geschiedenis
1619 Op 16 mei vliegt de oliepelmolen in brand, waardoor huizen, de pastorie en ook de kerk grotendeels in vlammen opgaat. Met vereende krachten begint men met de (weder)opbouw van onder ander de kerk.
1624 De kerk is grotendeels gereed.
1716 Op 6 september bedreigt een dorpsbrand de kerk, maar deze wordt niet aangetast. 
1809 Op 19 januari gaan kerkrentmeesters een contract vaan aankoop aan met Jan Robbers, organist van de Frans kerk in Rotterdam, voor de levering van een orgel dat opgebouwd zal worden door P.J. Künckel (orgelbouwer te Rotterdam) met uitzondering van de orgelkas. 
1810 Op 6 september is Frederik Nieuwenhuysen (organist en beiaardier van de Dom in Utrecht) ter plekke om het orgel te examineren. Robbers zou hierbij ook aanwezig zijn, maar arriveert een dag later. Nieuwenhuysen constateert grote gebreken en adviseert om deze te verbeteren en opnieuw te laten beoordelen. Robbers is het daar niet mee eens en laat Frederik Berghuys (organist en beiaardier van de Nieuwe Kerk in Delft) examineren, wat in het voordeel van Robbers uitvalt. Echter door Nieuwenhuysen afgewezen. Hieruit volgt dat Abraham Meere (orgelbouwer te Utrecht) wordt belast met een 'radicaal' onderzoek. Meere oordeelt en keurt het orgel in 't geheel af. Opnieuw wordt Robbers in de gelegenheid gesteld om het te verbeteren, maar laat niets meer van zich horen.
Na enige tijd wordt door een schrijven van Jacob Tours (organist van de Grote of St. Laurenskerk te Rotterdam) bekend dat het Künckel-orgel afkomstig was uit Dirksland. Daar werd geadviseerd om een nieuw orgel aan te schaffen in plaats van het Künckel-orgel te repareren. 
1811 Kerkrentmeesters spannen een procedure aan tegen Robbers. De Rotterdamse Rechtbank verzoekt Robbers tot een schikking te komen. Maar Robber weigert. 
Dan gaat de zaak naar het Tribunaal welke Robbers gelast de vooruitbetaalde som van 2600 gulden terug te betalen plus 5% jaarrente. Maar Robbers weigert.
1812 Op 24 mei sluit het Keizerlijk Hof in Den Haag zich aan bij de uitspraak van het Tribunaal. Hier komt men met Robbers tot een schikking. 
Besloten wordt het orgel in het geheel in orde te laten maken door Abraham Meere. Na examinatie door Nicolaas Blank (organist te Maassluis) en Gideon Thomas Bätz (orgelmaker te Utrecht) was het oordeel dat het 'een zeer verbeterd en luisterrijk orgel is'.
1815 Op 15 oktober wordt het orgel tijdens een kerkdienst het orgel officieel in gebruik genomen waarbij Frederik Nieuwenhuysen het orgel bespeelt. Voor deze gelegenheid had Nieuwenhuysen een 'voortreffelijk zangkoor' meegebracht.
1916 Op 26 maart wordt een 'Bestek en Voorwaarden' getekend die tot de restauratie van het orgel moeten leiden. Zover is het nooit gekomen: de kerk brandde drie weken later af...

Bronnen & publicaties
-'Verzameling van Disposities der verschillende Orgels in Nederland', M.H. van 't Kruijs, 1885
-'Kerkelijk Jaarboekje 1930'
-'De Orgelvriend', Jaargang 28 (1986), nummer 9, pagina 19
-'De Viersprong', Jaargang 34 (2017), nummer 133, pagina 67 e.v. 
-'Op pad langs Rijnlandse Dorpskerken', 1990, Stichting Rijnlandse Historiën, Alphen aan den Rijn, pag. 47-49

Dispositie
Hoofdwerk (C-f3) Rugpostief (C-f3) Pedaal Koppels
Bourdon 16' Holpijp 8 Aangehangen Manuaalkoppel
Prestant 8' Flûte Travers 8' (disc.)
Quintadena 8' Prestant 4'
Octaaf 4' Quint 3'
Roerfluit 4' Fluit 4'
Roerquint 3' Mixtuur III
Octaaf 2' Carillon III
Terts 1 3/5' Dulciaan 8'
Cornet V
Mixtuur III-V
Sesquialter II
Trompet 8'
Vox Humana 8'

Pagina voor het laatst bijgewerkt: 23 augustus 2024

Share by: